In de voorgaande artikelen in dit dossier hebben we gezien dat het centrale idee van de snaartheorie, om puntdeeltjes te vervangen door kleine trillende snaartjes, leidt tot natuurkundige modellen die zowel de quantummechanica als de relativiteitstheorie omvatten. We hebben ook gezien dat het maken van zo’n snaarmodel niet eenvoudig is: wiskundige consistentie-eisen zorgen ervoor dat er uiteindelijk maar vijf verschillende snaartheorieën bestaan. Bovendien beschrijven al die modellen een natuur die tien dimensies heeft: zes meer dan onze eigen ruimte- en tijddimensies. In het vorige artikel zagen we hoe dit laatste probleem opgelost kan worden door zes dimensies ‘op te rollen’. Dat oprollen kan op enorm veel manieren, en het is een groot open vraagstuk welke van die manieren een model geeft dat exact de natuur om ons heen beschrijft. Maar we kunnen natuurlijk om te beginnen een veel eenvoudiger vraag stellen: welke van de oorspronkelijke vijf theorieën moeten we kiezen als startpunt voor deze procedure? In dit artikel zien we het verrassende antwoord: dat maakt niet uit, want alle vijf de theorieën beschrijven exact dezelfde natuurkunde!