Femke en het zwarte gat is om meerdere redenen bijzonder. Ten eerste is het bedoeld voor kleine kinderen – de uitgever biedt het boek aan voor de leeftijdscategorie van 4-6 jaar. Het is bij uitstek een voorleesboek, met een leuke tekst op rijm van Watse Sybesma, en prachtige illustraties van Diego Cohen-Maldonado. Een jaar geleden schreef ik een boekrecensie over het boek Zwarte gaten – gevangen in ruimte en tijd van Marcel Vonk en testte ik het niveau ervan op mijn moeder. Mijn achternichtje opzoeken leek me voor Femke echter onnodig en overdreven, want het boek is duidelijk geschikt voor kleine kinderen. Het verhaal is vrij eenvoudig: een van Femkes nieuwe sokken wordt ’s nachts gestolen door een zwart gat, waarna Femke haar sok achterna reist naar het midden van de Melkweg om een hartig woordje te spreken met het zwarte gat in kwestie. De gebeurtenissen zijn soms wel kort door de bocht (maar ondergetekende valt misschien buiten de doelgroep), bijvoorbeeld als een oude ster Femke aanraadt om op zoek te gaan naar iets zwarts, en Femke ook meteen iets zwarts ontdekt. Door het gebrek aan een daadwerkelijke zoektocht klapt de spanningsboog daar een beetje in elkaar, maar gelukkig neemt het zwarte gat kort daarna een hapje uit een ster.
Ook bijzonder aan Femke en het zwarte gat: het fictieve karakter. Er bestaan zeker boeken over natuurkunde en zwarte gaten voor kinderen, maar die zijn vaak overwegend educatief van aard. Femke en het zwarte gat vormt daarop een uitzondering – een andere uitzondering is overigens de jeugdboekenreeks die Stephen Hawking en zijn dochter Lucy Hawking samen schreven over de avonturen van George in het heelal; die boeken mikken echter op oudere kinderen. Wel is het verhaal, hoewel nogal onwaarschijnlijk, zo goed als correct wat betreft de eigenschappen die het zwarte gat tentoonstelt. (Persoonlijke favoriet: de tekening waarin een half-roze, half-blauwe sok het deeltje/anti-deeltjespaar symboliseert waaruit Hawkingstraling ontstaat. Ook worden na het verhaal vier bladzijden gewijd aan “Nazorg voor nieuwsgierigen”. Daarin leert het kind (en wellicht de voorlezer zelf) onder andere wat een zwart gat is, wat er uit een zwart gat kan komen, hoe we weten dat zwarte gaten bestaan, en het antwoord op de belangrijkste vraag: wat is er met Femkes sok gebeurd?
“Wat is er met mijn sok gebeurd?”
riep Femke met een schok“De kleur en vorm, die kloppen niet,
Hé, is dit wel mijn sok?!”
Achter de vraag wat er nu precies met Femkes sok is gebeurd, schuilt misschien wel het mooiste van Femke en het zwarte gat. Want uiteraard stelt Femke die vraag ook, als ze weer terug op aarde is. Haar moeder (die er het boek ‘Zwarte Gaten’ bij pakt – een leuke verwijzing naar het hierboven genoemde boek van Vonk) vertelt dat niemand weet wat er binnenin een zwart gat gebeurt. Daar is Femke nogal van onder de indruk, en na even peinzen vertelt ze haar moeder: “Mam, als ik later groot ben, dan zoek ík het voor je uit!” En dat maakt Femke en het zwarte gat dat haar sok opvrat tot een uniek kinderboek waarin een klein meisje de ambitie opvat om natuurkundige te worden en zwarte gaten te bestuderen. Een onconventionele keuze van de auteurs – en gezien de sterke ondervertegenwoordiging van vrouwen in de natuurkunde is Femke dan ook een zeer welkom rolmodel.