De vraag was de volgende: stel dat twee cirkels naast elkaar en tegen elkaar aan liggen – zie de afbeelding. Links zie je cirkel A, en rechts cirkel B. De straal van cirkel A is 1/3 keer die van cirkel B. Vervolgens rolt cirkel A om cirkel B, en is de vraag: hoeveel omwentelingen moet cirkel A maken om weer op zijn originele startpositie uit te komen? De antwoordopties waren als volgt: A) 3/2, B) 3, C) 6, D) 9/2, E) 9. Voor je verder leest: welk antwoord zou jij geven?
Op het eerste oog klinkt antwoord B, 3 omwentelingen, heel logisch. Als de straal 3 keer groter is, is de omtrek dat ook, dus is het logisch dat cirkel A 3 keer moet roteren rondom cirkel B.
Toch klopt dat niet! Wat het goede antwoord dan wel is? Daar zocht het YouTube-kanaal Veritasium uit in deze video: